terug naar hoofdmenu  
en/nl---
Michael Stevenson    
  Hydromechanical Analogue Research Archive (2002-)

In dit archief zijn mijn ontmoetingen met ’s werelds eerste economische computer vast gelegd – een dedicated hydramechanische analoge computer uit de jaren vijftig van de vorige eeuw. De hydraulische computer, bekend onder de naam Phillips Machine, werd uitgevonden door Bill Phillips, een econoom uit Nieuw-Zeeland die indertijd zijn opleiding volgde aan de London School of Economics. De Phillips Machine heeft een hoogte van twee meter en visualiseert de fiscale en monetaire geldstromen in een nationale economie.

Een van de meest intrigerende aspecten van het apparaat is dat het de nationale economie – dat alomtegenwoordige maar tevens onzichtbare verschijnsel – een fysieke verschijning geeft, een lichaam. Het is een, in tegenstelling tot de elektronische computers van tegenwoordig, buitengewoon visueel apparaat: een constante hoeveelheid water – rood gekleurd om geld te representeren – wordt als bloed door een circulair systeem van transparante pijpen en schijven gepompt. De ophoping van water in de verschillende compartimenten vormt de maatstaf voor de economische gegevens. Phillips bouwde het apparaat om zelf meer inzicht te krijgen in bepaalde theoretische problemen Het feit dat hij een oplossing vond voor deze problemen in het bouwen van een model met water, kan terug gevoerd worden op zijn vroegere werkbetrekkingen bij een hydraulische dam en in de zuivelindustrie.

De Phillips Machine werd al snel een populaire lesinstrument op economische faculteiten aan universiteiten. In totaal werden er misschien wel vijftien exemplaren geproduceerd en naar verschillende steden over de hele wereld verscheept, waaronder Chicago, Rotterdam, Melbourne, Istanbul, Boston en Guatemala City.

Professoren aan de Vrije Universiteit in Amsterdam bouwden hun eigen versie van de machine, de ECOCIRC genaamd, en in de Verenigde Staten bracht de bekende econoom Abba P. Lerner de machine onder een andere naam – de Moniac - op de markt. Lerner’s enthousiaste inspanningen resulteerden in meerdere verkopen, en een daarvan interesseert mij in het bijzonder interesseert. In 1953 werd er namelijk een machine verkocht aan de Banco de Guatemala (de centrale bank van Guatemala).

Mijn onsuccesvolle zoektocht naar de verloren Moniac die ooit werd aangeschaft door de Centrale Bank van Guatemala, leidde er uiteindelijk toe dat ik een kopie van dat model ging bouwen. Veel van het onderzoeksmateriaal dat hier wordt getoond, is gerelateerd aan de zoektocht en het reconstructieproces. Mijn versie van de Moniac werd vervolgens het sleutelstuk van een installatie die, onder andere, een eigenaardige twintigste-eeuwse vorm van export in kaart brengt –de donquichot-achtige zoektochten van Westerse economen in de Tropen. Mijn machine werd niet in een perfecte staat gepresenteerd; hij was zelfs in een gebruikte en vervallen staat. Hij werkte wel, maar alleen op een uiterst voorzichtige manier.

Het onderzoek voor de constructie van de nieuwe machine heeft me in contact gebracht met zo goed als de hele gemeenschap van Moniac-adepten. Het archief dat u hier ziet bevat eveneens materiaal dat afkomstig is uit deze brede kring van ‘Moniac-fans’.. Het ‘droge’ model dat hier in Leidsche Rijn is tentoongesteld, komt uit 1953. Het is, om preciezer te zijn, een exemplaar van de machine die aan de Vrije Universiteit in Amsterdam werd geproduceerd, i.e. de ECOCIRC. Dit is om een aantal reden belangrijk: deze machine geeft niet alleen de economie van een land weer, maar de ECOCIRC is ook een visualisering van het economische principe van ‘import substitutie’ - de ECOCIRC is namelijk een lokaal ontwikkeld alternatief voor de geïmporteerde en oorspronkelijke, Britse Philips machine . Deze lokale variant is bovendien niet identiek aan de andere machines: het bevat tevens een extra circulair systeem dat de zwarte markt representeert.